Voor het volgende grote avontuur op onze wereldreis, zijn we al een tijdje met de backpack in Japan. Het was weer even wennen, want we toerden de afgelopen maanden met de auto door Nieuw-Zeeland en met een camper door Australië. Nu reizen we weer te voet en zo’n beetje elk vervoersmiddel dat je maar kan bedenken. We begonnen in Osaka voor een plaatsje op de eerste rij in deze ver-van-je-bed-show. Daarna zagen we de Boeddha’s en herten van de heilige stad Nara en bezochten we het mooiste kasteel van Japan in Himeji. Daar sliepen we in een spotgoedkoop alles-inclusief en typisch Japans ‘Love Hotel’, tussen de vieze boekjes en de sextoys. Zo zijn we van de ergste cultuurshock bekomen en genieten we van een land dat ons op alle mogelijke manieren weet te verrassen, op weg naar de volgende tussenstop Hiroshima.
De stad die voor altijd in het teken staat van één ding: de atoombom
Als ik zo uit het hoofd een paar Japanse steden op moest noemen, dan zou daar ongetwijfeld Hiroshima tussen zitten; en niet bepaald doordat ik een zon-zee-strandvakantie zag in een krantje van Peter Langhout Reizen. Nee, Hiroshima kwam voorbij in de schoolbanken en altijd in combinatie met de stad Nagasaki. In 1945 werden hier, aan het eind van WOII, de enige twee atoombommen gebruikt in de geschiedenis; de eerste van de twee en die met de meeste slachtoffers, was hier in Hiroshima.
Het middelpunt van alles wat met de bom te maken heeft, is het Peace Memorial Park, een groot stadspark in het centrum. 365 dagen per jaar komen er toeristen en vooral Japanners vanuit het hele land om hier hun respect te betuigen aan de slachtoffers van de bom. Sinds 6 augustus 1945 is Hiroshima namelijk voor altijd getekend door die ene gebeurtenis.
Er kwamen destijds 130.000 mensen om het leven en vrijwel de hele stad lag in puin. Eén van de weinige gebouwen die bleef staan, is nu het meest iconische gebouw van de stad en werelderfgoed van UNESCO: de zogenaamde A-Bomb Dome. In het park staat een monument met een grote boog, waardoor je precies de Dome kan zien staan. Een prachtige plek en een hele aparte sfeer. Overal zien we schoolkinderen bidden en zingen.
Om dieper in de geschiedenis te duiken gaan we naar het Peace Memorial Museum, waar ik eerlijk gezegd met een brok in mijn keel heb rondgelopen. Je moet je voorstellen dat in luttele seconde een verwoestende straling door merg en been gaat met ongeveer duizend kilometer per uur, terwijl er een hitte vrij komt van zo’n drieduizend graden. De verhalen in het museum zijn even interessant als mensonterend. Pas als je er bent, krijg je een heel klein beetje mee wat de mensen hier hebben doorstaan.
Het meest aangrijpende verhaal heeft te maken met een klein verbrand fietsje dat in een vitrine staat: een vader begroef het naast het lichaam van zijn zoontje op de plek waar de achtertuin ooit was, met de gedachte dat het kind in de hemel zou kunnen fietsen. Later groef hij het op en doneerde het aan het museum. Het fietsje is inmiddels een wereldberoemd symbool voor de bom en het leed in Hiroshima.
We bezoeken in de stad nog een aantal andere plekken, maar het is duidelijk dat werkelijk alles te maken heeft met de atoombom. Zo is het kasteel van Hiroshima gebouwd in 1958, terwijl het origineel eigenlijk al vijfhonderd jaar oud was. In 1945 stond er geen steen meer van overeind.
Het heilige eiland Miyajima met de drijvende oranje poort
Vanaf Hiroshima nemen we de tram naar de volgende bijzondere plek in Japan, sterker nog: Miyajima is één van de absolute hoogtepunten van het hele land. Dit eiland vlak buiten de stad is al eeuwen lang een heilige plek en vroeger was het dan ook off limits voor de ‘gewone’ burger. We stappen over op een ferry en dan zien we meteen het mooiste uitzicht van de omgeving op ons wachten: de gigantische oranje torii, de symbolische poort tot het Shinto-geloof. Vroeger moesten de boten onder deze poort door varen om überhaupt het eiland op te kunnen, maar tegenwoordig is het één van de belangrijkste iconen van Japan. We lopen erheen vanaf de ferry en zien ook meteen hoe populair deze bestemming is onder Japanse toeristen. Rijen dik staan de fotografen, selfie-samurai’s en domweg enthousiast gillende Japanse meisjes met telefoons op de kade in de richting van de poort te klikken, voor een fotootje of honderd. Als het eb is, zouden ze als een soort stickervel op die torii zijn geplakt, maar omdat het vloed begint te worden, staan ze allemaal op afstand. Het geluk dat wij hebben, is dat Japanners kennelijk niet zo van natte voeten houden. Wij trekken wel de stoute schoenen aan, ehh.. uit en lopen naar het waanzinnige bouwwerk toe voor een nog veel beter uitzicht. Af en toe komt er nog iemand op dit geweldige idee, maar over het algemeen hebben we de drijvende poort een half uurtje voor ons alleen, want dan wordt het water nog hoger. En zwemmen door de poort leek ons weer net even te veel van het goede; toch een hele bijzondere ervaring!
Vanaf de poort lopen we door het water verder naar de bijbehorende Itsukushima Shrine, die verder niet zo heel bijzonder is. De weg erheen is dat beslist wel, want al wil Suzanne liever de gewone weg nemen, tussen de hordes toeristen, voel ik me nog steeds als een vis in het water. Ik haal haar toch over om met me mee over het ‘zand’ te lopen, maar dat blijkt al snel meer een soort blubber-drijfzand. De laatste stappen lopen we enkeldiep door een soort chocolademousse en daar was vrouwlief niet zo blij mee. Ik hoor haar altijd over spa’s, wellness, MODDERBADEN en maskertjes; maar een beetje blubber op de enkels is dan weer vies. Snap jij het, dan snap ik het.
De mooiste tempel van het eiland vinden we in Daisho-in, boven op een heuvel met een prachtig uitzicht op de baai beneden. We zien de monniken bidden en muziek maken, terwijl we een wandeling maken door de omliggende tuinen. Tussen een behoorlijk oerwoud met allerlei tropische planten zien we ook duizenden ’tuinkabouters’, althans: het zouden discipelen van Boeddha zijn, maar ze hebben wel allemaal een schattig kaboutermutsje op. We vervolgen de wandeling over het eiland en dan is het tijd om verder te reizen naar het hart van traditioneel Japan: Kyoto!
Reizen met de Japanse nachtbus
Om van A naar B te komen in Japan maken we gebruik van nachtbussen. Het is efficiënt qua tijd, veel goedkoper dan de trein en bovendien besparen we steeds een hotelovernachting uit. Japan is immers wel één van de duurdere landen om te slapen. Via de website van Willer Express hebben we vooraf een vijf-ritten-kaart gekocht voor honderd euro, waarmee we de grootste afstanden afleggen. Klinkt bijna TE perfect toch?
Oké, het enige nadeel van nachtbussen is natuurlijk dat je met andere mensen te maken hebt. Zei ik mensen? In Japan lijken onze medereizigers soms meer op marsmannetjes. Meestal heb je verder geen last van ze en voeren ze hun dwangneurose in stilte uit, maar in één van de minst prettige busritten in mijn toch al best uitgebreide busleven, had ik het even heel zwaar.
Suus en ik stappen in Hiroshima de bus in en nemen plaats op de ietwat kleine maar zeer comfortabele stoelen. We drinken een biertje, kijken een filmpje en eten een chipje. Het was een gelukkige tijd, dat weet ik nog goed. Maar dan, bij de tweede opstapplaats: de bus dreunt alsof er een T-rex langs loopt in de film Jurrasic Park. Het lijkt op een Japans meisje, maar dan twee meter lang en twee meter breed. Ik dacht nog even: als ik met haar zou vechten, dan is het ongeveer 50:50 wie wint. En ja hoor, de vrouwelijke sumoworstel-kampioen komt precies tegenover mij zitten. Op magische wijze valt ze vrijwel meteen in slaap als ze haar lijf tussen de stoeltjes heeft gepropt en het begint een houtzagerij te produceren, niet normaal. Door de hele bus horen we haar bijna schreeuwend snurken, zo moet je het voorstellen. Na een paar uur is het me gelukt om in die concertzaal in slaap te vallen, maar dan stopt de bus. En dan blijkt dat het gevaarte bij elke plaspauze de bus uit gaat om de lokale snacks uit te proberen. Niet alleen geeft ze de hele bus onderweg een high five, met haar ellebogen, maar ook hoor ik haar hijgend van al die lichaamsbeweging de volgende kilo’s eraan werken. Nou heb ik natuurlijk al wat ervaring met slapen in China, waar snurken en slurpen een basisbehoefte is en ademen een luxe, maar hier in Japan zijn ze ook nog eens hyper-neurotisch. Snurkzilla heeft namelijk ook nog een obsessie met plastic zakjes. Voor, na en zelfs tijdens het eten is ze de hele tijd met zakjes in de weer. Dit hierin, dat daarin, even eten uit dit zakje en dan weer sorteren. Ik zag haar zelfs zakjes opvouwen alsof het origami-zwaantjes moesten worden. Maar goed, we zijn weer op de plek waar we moeten zijn en hebben het toch maar weer overleeft. Snurkzilla trouwens ook hoor, want ondanks mijn behoorlijke moordneigingen heb ik haar plastic zakjes niet gebruikt om een einde te maken aan het gesnurk; wat trouwens wel de perfecte ironie zou zijn..
Van het Love Hotel naar het gouden paviljoen: Kyoto!
In Kyoto maken we weer handig gebruik van het feit dat Japanners eigenlijk maar rare en vieze mannetjes zijn. Als we een hotel zoeken via internet kunnen we kiezen om een fortuin neer te leggen voor een krap toilethokje met een futonbed OF bijna gratis slapen in een gigantische studio met bubbelbad en kingsize boxspringsmatras. Het enige wat je daarvoor moet doen, is door een soort seksshop naar binnen lopen, een geheimzinnige telefoon gebruiken om je kamer in te kunnen en onderweg heel ongemakkelijk wat Japanse zakenmannetjes met jonge meisjes begroeten. De keuze is snel gemaakt en zo is onze eerste ervaring met Kyoto een lekker bakje koffie uit de automaat van een roze, met discolampen verlichte kamer met leren banken en in het midden: de geheimzinnige telefoon. Er wordt geen woord Engels gesproken, maar ’tjekkien’ zal wel check-in betekenen, dus dat klinkt goed. De kamer wordt geopend met een elektronisch systeem en elke keer als we het hotel verlaten, bellen we weer even naar meneer Tjekkien, zodat de deur weer op slot kan. Zo zien we helemaal niemand, maar is de service van Hotel IF Liberty prima; zeker omdat in die discokamer beneden onbeperkt gratis koffie, chips en snoep ligt. Een kinderhand is gauw gevuld zullen we maar zeggen. Al denk ik dat die Japanners dat gezegde iets te letterlijk nemen hier in de Love Hotels.
Kyoto is dé stad van Japan met de meeste geschiedenis, cultuur, tradities, natuurgebieden, paleizen, samurai’s, geisha’s en.. tempels. Nog nooit in mijn leven ben ik ergens geweest waar echt meer tempels staan dan straatlantaarns. Je hoeft maar even niet op te letten in Kyoto en oeps, je staat weer in een tempel. Het is dus wel belangrijk dat we zorgvuldig uitkiezen welke tempels we willen bezoeken, want anders ben je binnen een paar dagen helemaal uitgetempeld. De eerste plek waar wij naartoe gaan is het Philossopher’s Path, een mooi pad langs een klein riviertje, dat zo genoemd is vanwege beroemde Japanse filosofen die hier kwamen om inspiratie op te doen. We bezoeken er de mooiste tempel Ginkaku-ji, maar ook de weg langs het water is de moeite waard: precies zoals je het mystieke Japan voor je ziet.
Dan reizen we door, helemaal naar de andere kant van de stad, naar de Kinkaku-ji. Al die moeite voor één letter verschil, zou je denken? Precies, maar de naam van deze tempel is lang niet zo bekend als het beroemdste gebouw dat binnen de muren van de tempel staat: het gouden paviljoen. De goud beschilderde houten blokhut is namelijk de drukst bezochte attractie van heel Japan.
We komen op advies van de Lonely Planet wat later op de middag, om de ergste drukte te vermijden. Maar wat ik me dan altijd afvraag: staan er dan niet duizend mensen met Lonely Planet’s in hun hand bij die tempel in de rij? Het is in ieder geval niet echt rustig, maar aangezien de meeste toeristen Japans zijn, kan ik me voorstellen hoe het er overdag aan toe moet zijn gegaan. De mensen worden door politie-agenten langs de beste uitzichtpunten gedirigeerd en in je eentje op de foto staan is bijna een onmogelijke missie. We zien de Japanners driftig foto’s maken, al moet het over de schouders van iemand anders, die juist weer staat te poseren; alleen dit knotsgekke tafereel is al een reden om naar Japan te komen. De mensen zijn lief, aardig, gastvrij, maar een stel dwangneuroten bij elkaar, dat houd je niet voor mogelijk. Ondertussen leren we dat dit gouden paviljoen al lang niet meer het echte is, omdat een geobsedeerde monnik het origineel in 1950 totaal heeft laten afbranden. Het moest exact opnieuw gebouwd worden en dat kun je natuurlijk wel aan de Japanners overlaten.
Het bizarre bamboebos en de apen met uitzicht
Om het tempelgehalte wat omlaag te brengen, bezoeken we in Kyoto wat andere attracties, waar we ook vrijer kunnen rondlopen; Kyoto hoort namelijk bij de drukste toeristische plaatsen waar ik ooit ben geweest. Een zomerdag in Venetië is er niets bij! Een stukje buiten de stad komen we bij het bijzondere Bamboe Grove, een groot bamboebos dat wereldberoemd is. We volgen de paden tussen de toeristen, maar voor een mooie foto zitten we daar verkeerd. Als het hekje ergens heel even onderbroken is, vluchten Suus en ik het bos in en lopen door de rimboe van bamboestokken naar een plek waar we geen enkele toerist meer kunnen zien of horen. Het blijkt een fantastisch idee, want naast een unieke ervaring levert het ook nog eens de beste foto’s op. Oké, hier en daar loop je wel vol met je bakkes door een spinnenweb heen. En aangezien Suus daar een enorme fan van is, hebben wij weliswaar geen toeristen gehoord, maar zij ons vast wel: het gejuich van Suus als we een spin zagen, zo zal ik het maar omschrijven.
In de buurt van het bamboebos gaan we nog even op bezoek bij mijn favoriete dieren. Boven op de Mount Arashiyama woont namelijk een hele kolonie apen! Het is een behoorlijke klim naar boven, maar tegen een fantastische achtergrond met uitzicht op de stad Kyoto, zien we overal apen rondrennen. Er zit zelfs een klein babyaapje bij en als je de Japanners een beetje kan inschatten, is het niet moeilijk om te zien waar het kleintje zich bevindt. Hordes gillende meisjes rennen namelijk achter het beestje aan en proberen zelfs in de buurt van het aapje te gaan staan terwijl hun vriendinnen een bijna onmogelijke foto proberen te maken.
De duizend oranje poortjes van Fushimi Inari
Op onze laatste dag in Kyoto bezoeken we wat mij betreft de meest indrukwekkende plek van de stad: Fushimi Inari. Het tempelcomplex zelf is niet eens zo heel bijzonder. We hebben namelijk al veel oranje Shinto-tempels gezien en al is deze tempel prachtig; het meest bijzondere is juist te vinden achter de tempel, op het pad naar de top van Mount Inari. Hier staan namelijk duizenden oranje torii’s op een paar centimeter uit elkaar, over een route van vier kilometer. En dan is het fijn om te weten: Japanners zijn liever lui dan moe. Al zouden ze vanuit de bus een foto kunnen nemen, dan zouden ze het doen. Ze hebben ook totaal niet de behoefte om even te wachten tot het uitzicht vrij is: als ze zien wat ze willen afvinken, dan is het KLIK en weer verder. Al staan ze met twintig andere onbekende toeristen op de foto, dan wordt die nog steeds als een aanwinst in een glitterlijstje van Hello Kitty geschoven en op het dressoir neer gekwakt.
Wij Nederlanders zijn heel anders en dat bleek vandaag des te meer. Suus en ik raakten verzeild in een spannend spel waarin we de Japanners ontwijken voor een foto en filmpje met niemand erop. ‘Komt er aan jouw kan iemand? Ja, twee langzame oudjes. Bij mij komt niemand, snel, nu!’ Maar zoals ik al zei, zijn de Japanners over het algemeen te lui om te lopen. Wanneer we een paar kilometer hebben gelopen kunnen we opeens de krekels horen sjirpen, zo rustig is het. Honderden oranje torii’s voor ons alleen! We maken de wandeling af en zelfs als we al tientallen geslaagde foto’s hebben gemaakt, worden we bij elke bocht van het pad weer uitgenodigd tot het maken van een NOG mooiere foto: wauw!
Als afsluiting dineren we in Kyoto in de wijk Gion, waar nog veel traditionele huisjes, de zogenaamde ryokans te vinden zijn. Het is ook dé plek om geisha’s tegen het lijf te lopen. Suus en ik speuren de hele wijk af, maar zien verwarrend genoeg alleen toeristen in kimono’s rondlopen. We zien ook veel toeristen straatjes in duiken, omdat ze een geisha de hoek om hebben zien gaan. Wij hebben echter nog geen succes, maar dan stoppen we om op de kaart te kijken waar we willen eten en komen er uiteraard drie langs geparadeerd, met geen enkele toerist in de buurt. Typisch! Kyoto was massaal, druk, toeristisch, maar boven alles een unieke en fantastische ervaring. We hebben het gevoel dat we echt even moeten bijkomen van alle hectiek! Maar dat gaat prima lukken, in het heerlijk rustige pittoreske Tokio. Toch? Lees hier verder over Backpacken in Tokio!