We zijn inmiddels al bijna een maand in Australië en genieten vanuit onze camper vooral van de prachtige natuur. We komen er op die manier achter dat Australië spotgoedkoop kan zijn. We betalen een prikkie voor de camper, kopen in de supermarkt ons eten en drinken en verder bezoeken we veelal gratis natuurgebieden en de mooiste stranden langs de Stille Oceaan. Via de WikiCamps app. vinden we altijd wel een gratis kampeerplek en anders logeren we op het parkeerterrein van ome Ronald McDonald. Douchen doen we vaak bij het strand onder een heerlijk zonnetje en zo nu en dan pakken we gratis Wifi om weer eens een videootje te uploaden. Het is een simpel en ideaal leventje waar we maar al te graag aan gewend raken!
Wolkenkrabbers aan een parelwit strand: de Goldcoast
Vanaf ‘hippie paradise’ Byron Bay is de volgende stop minstens net zo indrukwekkend. Voor ons is dit ‘Manhattan on the Beach’ zelfs één van de hoogtepunten van heel Australië. We hoppen van strand naar strand en kijken overal uit op die enorme wolkenkrabbers die zo’n beetje uit het water lijken te komen. Het is een bizar contrast van druk en stedelijk aan de ene kant en de ontspannen beach-vibe aan de andere kant.
Vooral op het strand van Burley Heads is het genieten. Onder een strak heldere lucht en een brandende zon, droppen we de camper bijna letterlijk op het strand, bakken een eitje en genieten van het uitzicht.
Eén van de meest opvallende stranden en dan vooral qua naam, is Miami Beach. Het strand is hier wel ietsje rustiger dan zijn Amerikaanse tegenhanger, maar doet niet veel onder qua uitstraling. We vinden er zelfs een Hooters, het Amerikaanse restaurant waar enkel dames mogen werken met een, hoe zeg je dit netjes, goed gevulde CV. Vrouwen met ballen, zeg maar. Ik liep er nieuwsgierig naar binnen ‘om te kijken wat de bierprijzen waren’ en ja, daar trapte mijn vriendin Suus nog in ook. Maar nadat ik een serveerster met een grote.. ambitie aansprak voor de menukaart, vond Suus ‘het bier net iets te duur’. Zo had het waarschijnlijk allemaal niks met bier te maken, maar gingen we toch maar ergens anders heen. Als we naar buiten lopen zegt Suus nog wel even: ‘nou, maar zij was helemaal niet mooi toch?’. Een typisch man-vrouw-Hooters-gesprekje dus.
Uiteindelijk duiken we de Irish Pub in, de enige plek in Australië waar de bierprijzen beter zijn dan het uiterlijk van de serveersters. Voor zo’n vier euro zit je al aan een halve liter, terwijl je in de supermarkt vaak hetzelfde betaalt voor een klein flesje. Long live the Irish!
Liters bier en tropische lagunes in het zonovergoten Brisbane
Vanaf de Goldcoast is het nog maar een klein stukje camperen naar Brisbane, de derde stad van Australië in grootte, maar qua uitstraling en allure misschien wel de nummer één. Deze heerlijke stad heeft sowieso het beste weer van de drie en van het tropische klimaat wordt dan ook gretig gebruik gemaakt.
We maken een wandeling door de botanische tuinen, die je met al die tropische planten, een groot mangrovebos en gigantische hagedissen ook gewoon een ‘jungle in the city’ zou kunnen noemen.
Vanaf daar doen we alles wat je hoort te doen tijdens een citytrip: een beetje shoppen, een beetje eten en meer dan een beetje bier drinken. We vinden het ‘Bavarian Bier Café’ waar allemaal Europese bieren op de kaart staan. We nemen plaats op het balkon met een fantastisch uitzicht over het water en drinken ieder een liter bier uit een knots van een bierpul. Op een gegeven moment weet ik even niet meer of ik aan het chillen ben met een biertje of aan het gewicht heffen. Nog nooit was bier drinken zo’n goede work-out, kan ik wel zeggen.
Eén van de beste en meest opzienbarende plekken in Brisbane vind je op South Head. We lopen langs alle musea door een groot park en zien opeens een groot strand met azuurblauw water, midden in de stad!? Omdat het centrum niet aan de zee ligt, hebben ze de zee maar hierheen gehaald: een grote kunstmatige lagune, met funky muziek erbij, waar de ‘Brisbanians’ in het weekend als zonnepanelen naast elkaar gespreid liggen. Er is zelfs nog een groot zwembad naast en alles is gratis. Terwijl we daar in een graadje of dertig als God in Frankrijk op het strand lagen, dacht ik nog: als we dit in Nederland hadden, zou die lagune binnen twee dagen vol zitten met afval, winkelwagens en hangjongeren en zou je op dat strand je nek breken over de lege bierflessen. Maar in Brisbane kan het allemaal gewoon, want wat is de sfeer hier relaxed!
Gigantische golven aan een stormachtige Sunshine Coast
Waar we eerder op de Goldcoast waren, ligt aan de andere kant van Brisbane de Sunshine Coast. Helaas doet deze aaneenschakeling van stranden haar naam echter geen eer aan op het moment dat wij er neerstrijken. We beginnen in het centrum van deze strook zand, namelijk in het plaatsje met de bijzondere naam Mooloolaba. Als de regen met bakken uit de hemel komt vallen, denken we er nog heel even over om met een grote stift het bord Sunshine Coast te corrigeren naar Rainstorm Coast, maar bij nader inzien hebben we meer baat bij een dagje internetten en reis-plannen in een lokale koffiebar. Als we weer buiten komen gaat de zon al bijna onder en liggen we nog even op het strand van Mooloolaba, maar om nou te zeggen dat dit een must-see van Australië was, nee dat niet.
Wel de moeite waard, in wat voor weer dan ook, is het meest noordelijke puntje van de Sunshine Coast, namelijk de plaats Noosa. Dit kleine vrij chique stadje vol gourmetrestaurants is op zich al leuk om te zien, maar het Noosa National Park steelt de show. We zetten onze zinnen op een wandeling langs Noosa Heads, ruige kliffen met een begroeiing van tropisch regenwoud, met hier en daar een verborgen strandje, die overigens overgroeid zijn met de prachtige Tea Trees.
Vanwege de schijnbaar fantastische golven is vandaag de stad totaal overgenomen door Surfend Australië. Aan de ene kant is het vervelend en moeilijk om een parkeerplek te vinden, maar aan de andere kant zien we vanaf de kliffen hoe de beste surfers hun skills laten zien. Aan de rechterkant van het pad zoeken we de Tea Trees af naar koala’s, die hier in grote getalen leven; terwijl als we naar links kijken, we gigantische golven zien met daarop de beste surfers van Australië. We worden dus weer verwend.
Als we op het uiterste puntje van Noosa Heads staan, zijn de golven zo hoog, dat we beseffen dat we nog nooit zoiets hebben gezien. Een inham in de rotsen heeft zelfs de naam Hell’s Gates en als we daarin naar beneden kijken, snappen we waar de naam vandaan komt. Als ik ook maar binnen vijf meter van de afgrond een foto probeer te maken, hoor ik een klein stemmetje in mijn hoofd zeggen: ‘je valt naar beneden en dan ben je dood’. Als ik me omdraai blijkt pas dat het kleine stemmetje een schreeuwende Suus is, die altijd al hoogtevrees krijgt als ze mij ziet klimmen. Als we verder lopen waait het zo hard, dat we af en toe een meter opzij worden geduwd en daar geef ik Suus dit keer toch wel gelijk. Het ging er behoorlijk ruig aan toe hier aan de ‘Luidruchtige Oceaan’. Aan het eind van de wandeling is het prachtig weer en gaan we uiteraard nog even naar het strand, waar de golven nog steeds zo hoog zijn, dat het golfslagbad van Center Parks eruit begint te zien als een bakje lenzenvloeistof. Ongeveer een uur lang ‘zwemmen’ we, lees: worden we rond geslingerd als een druif in een blender, in de gigantische golven van Noosa Beach. Tot vandaag was hier nog altijd geen naaktstrand te vinden, maar als mijn timing een keer net verkeerd is en de golf mij op het ultieme punt raakt, word ik meters over de bodem getrokken en kom ik weer boven zonder zwembroekje aan. Ook weer een unieke ervaring, zullen we maar zeggen!
Het pure natuurparadijs: Fraser Island
Vanaf de Sunshine Coast rijden we door naar het plaatsje Rainbow Beach voor één van de meest bijzondere plekken op onze Australië-trip: Fraser Island. Voor de oostkust ligt namelijk een groot zandplateau waar de natuur in duizenden jaren ontwikkeld is tot een paradijs op aarde, compleet met lagunes en kristalheldere rivieren. Wetenschappers onderzoeken nog altijd welke unieke omstandigheden Fraser Island hebben gevormd: het is de enige plek ter wereld waar regenwoud kan groeien op zand.
We rijden een dag rond over het eiland in een grote truck met vierwielaandrijving; er zijn namelijk geen wegen. Dat heeft te maken met de beschermde status van Fraser Island: niets of niemand mag hier de natuur belemmeren. Het is daarom zo puur als je een paradijs maar kunt voorstellen.
Suus en ik zitten voorin en genieten van een rit over deze uitgestrekte zandbak, langs en door de branding van de zee. Ook crossen we dwars door de jungle om bij Eli Creek te komen. Hier lopen we een stuk door puur bronwater wat frisser en schoner aanvoelt dan thuis in de badkuip. Ook bezoeken we het scheepswrak van de Maheno, dat al 81 jaar onaangeroerd op het strand ligt en langzaam in de zee verdwijnt.
Tijdens onze lunch, midden in de jungle van het eiland, zien we tientallen ‘monitor lizards’, grote varanen, waarvan ik de exacte naam in het Nederlands niet zou weten. Ze zijn ongeveer een meter tot anderhalve meter lang, azen een beetje rond om te kijken of er nog wat te snacken valt en worden door Suus ook wel beschreven als slang-krokodil-beesten. Op zulke momenten hebben wij trouwens de perfecte teamverdeling: terwijl ik achter ze aan ren om video’s, films of zelfs een handtekening van ze te krijgen, zit zij verderop in de hoogste boom op de uitkijk.
Het hoogtepunt van onze trip naar Fraser Island is Lake McKenzie, één van de mooiste meren op aarde. Het zwembad-achtige water is nog blauwer dan een groepsfoto van de smurfen in Italiaanse voetbalshirts. Echt een typisch gevalletje van ‘knijp me, want ik droom’, als je het mij vraagt. We chillen op het witte zand dat je bijna zou gaan verwarren met sneeuw en duiken in het frisse water dat zó lekker ruikt en smaakt; zo mooi heb ik het nog niet eerder gezien. Het doet ons dan ook verdriet om Fraser Island weer te moeten verlaten, maar ooit komen we hier nog eens terug!
Op familiebezoek in de Australische country-side
Op de eerste honderd kilometer vanaf Fraser Island liggen niet zulke boeiende dingen, maar we komen wel langs het stadje Yeppoon. Ooit van gehoord? Nee, ik ook niet, natuurlijk niet. Totdat mijn oma vlak voor vertrek tegen me zei: ‘mocht je langs Yeppoon komen, dan moet je mijn zus maar eens opzoeken’. Ik deed oma de belofte om ’tante Cor’ op te zoeken en daar stonden we dan in Yeppoon. Zonder enig contact vooraf, omdat we simpelweg alleen een straatnaam en nummer hebben, rijden we over een onverharde weg op een groot stuk land, echt in de middle of nowhere. Na een aardige speurtocht zien we een groot landhuis en rijden erop af, terwijl we nog wat wallaby’s moeten ontwijken met de auto. Als we redelijk zenuwachtig uitstappen en naar de voordeur lopen, beginnen er honden te blaffen. We sluipen langzaam dichterbij en hopen met heel ons hart dat onze road trip niet eindigt op deze oprijlaan, uit elkaar gescheurd door een stel woeste rottweilers. Gelukkig zien we dat het geluid slechts van een paar veredelde schoothondjes komt en we zien een vrouw aan komen lopen. Het blijkt Corrie, de nicht van mijn moeder en de dochter van tante Cor! Het bizarre is, dat zij het helemaal niet bizar vond! Ik ben de eerste van de familie in dertig jaar die hier een bezoek brengt, maar we worden ontvangen alsof we er al jaren komen. We gaan een trap op naar de bovenwoning van tante Cor, die vanaf de bank voor een fantastisch uitzicht zit te breien. Corrie legt uit wie we zijn en binnen no time zitten we over koetjes en kalfjes te praten in het Neder-Engels van tante Cor, met een biertje erbij. Haar Noord-Hollandse accent is prachtig en ze heeft precies de trekjes van mijn oma! Bizar om te zien. Ze vindt het ook geweldig dat wij er zijn en wil ons bijna niet meer weg laten gaan. Ook Corrie en haar man, die in het andere deel van het huis wonen, bieden ons meteen aan om te blijven eten en slapen, zo lang als we willen. En zo, terwijl ook nog eens de kleinkinderen op bezoek kwamen, ontdekte ik een hele nieuwe tak van mijn familie. En minstens net zo leuk, kregen we een hele leuke inkijk in het leven op het Australische platteland.