Australië: van Sydney naar Byron Bay langs koala’s en vliegende vossen!

Alweer drie weken geleden begonnen Suus en ik aan ons grote avontuur, waar we al jaren naar uit hebben gekeken: met de camper door Australië trekken. We deden wat koala-spotting langs de Great Ocean Road, infiltreerden moeiteloos in de alternatieve lifestyle van de stad Melbourne, achtervolgden wombats en emoes in het natuurpark Wilson’s Promontory en verveelden ons dood in de hoofdstad Canberra. Nee, zonder dollen, dit is een reis van epische proporties aan het worden. We zien de meest bizarre dingen vanuit ons eigen droomhuis op wielen; want die camper is me toch een uitvinding om goedkoop te reizen! Achterin ligt een kilozak bacon en een bak eieren voor een ‘Breakfast of Champions’, overdag droppen we dat ding langs het strand voor een duik en ’s avonds koken we wat er toevallig bij de Woolworths, Australië’s Albert Heijn, in de aanbieding is. Een fles wijn heb je vanaf 2,5 euro, wat toast met dip erbij en we bouwen de camper om tot thuisbioscoop met een filmpje op de laptop. Meestal slapen we ergens in de middle of nowhere, gooien het dak open en kijken dan nog een half uurtje naar de duizenden sterren vanaf ons bed. Als we geluk hebben zien we vanuit de auto zo nu en dan nog een kangoeroe voorbij hoppen ook. En dat allemaal, praktisch gratis. Wie had dat gedacht.

Het kloppende hart van Australië: Sydney

Het is even heel wat anders om met de camper in zo’n grote metropool te belanden, dan een beetje rond te touren door de open vlaktes. Als we in de buurt van Sydney komen merk je aan alles dat dit de drukste en meest hectische plek is van het land. Nadat we het eerste bordje met ‘Welcome in Sydney’ zien, rijden we gerust nog zo’n anderhalf uur om echt in de stad te komen. Daar verblijven we de eerste nacht op een betaalde plek in een Holiday Park. Gratis kampeerplekken zijn er niet te vinden en al zouden we het liefst de camper tegen het beroemde Opera House aan kwakken en daar ’s ochtends tussen de bussen Japanse toeristen een eitje met spek bakken op ons kookplaatje; we riskeren al snel boetes van duizend dollar in dit soort gebieden! Laat staan dat ik ’s nachts meestal zo’n twee keer de bloemetjes in de omgeving ‘water’ geef; ook dat is niet handig in zo’n megastad. Dan raak ik straks weer iemand en die Australiërs zijn al lekker heetgebakerd.
Kamperen is lastig, maar parkeren al minstens net zo. Onze eerste ontmoeting met Sydney vindt plaats op zondag: we kunnen voor een paar euro een halve dag staan, maar de dagen daarna is het een ramp! In het centrum zijn parkeergarages te vinden met tarieven van tweehonderd euro per dag! Zetten ze die auto in een luxe hotel neer met spa en achterruit-massage of hoe zit dat? Ik heb goedkoper dan dat een week vakantie gevierd in Azië! Wij rijden dus maar wat verder de stad uit en op een half uur lopen vinden we zowaar een gratis plek. Althans, de parkeerbordjes zijn ongeveer net zo makkelijk te ontcijferen als de cryptogram in de zaterdageditie van het NRC, dus dat moet je altijd maar afwachten: we hebben geen boete, dus het was ‘gratis’.
We shoppen in het centrum, bezoeken het prachtige Victoria Building, chillen in het Hyde Park en hangen vooral rond bij de Circular Quay; de mooiste plek van Sydney aan de haven. We bezoeken het Opera House en zien inderdaad meer Japanners dan op de beursvloer van Tokio. Wel een geweldige ervaring, deze stad!

Sydney is veel meer dan een stad: wat een stranden!

Het voordeel van Sydney is dat het niet zo moeilijk is om de drukte te ontvluchten. Je kan bijna elke kant op rijden en binnen een uur sta je met je voetjes op een heerlijk stukje zand. En dan heb ik het niet eens over een bruine strook langs een groene plas water á la Scheveningen, sorry daarvoor Den Haag, nee, echt stranden die pijn doen aan je ogen zo mooi zijn de felle kleuren.
We kiezen de mooiste uit en lopen de beroemde Cliff Top Walk van Coogie Beach naar het populaire Bondi Beach. De uitzichten zijn om door een ringetje te halen! Mijn favoriet vinden we een stukje verderop als we naar South Head rijden, de kop van zuid, met een waanzinnig uitzicht op de skyline van Sydney.

De Grand Canyon van Australië: Blue Mountains

We hebben inmiddels ontdekt dat de restaurants van McDonalds zich ongeveer zich net zo druk maken om kamperende toeristen op hun parkeerplaatsen, als om de temperatuur van de frietjes die ze over de toonbank gooien. Zeg maar gerust: niet. Daarom logeren we de laatste dagen lekker bij ome Ronald. Na drie dagen Sydney rijden we een stukje door naar de mooiste natuur in de nabije omgeving: het Blue Mountains National Park.
We rijden naar dit prachtige stukje ongerepte natuur en droppen de auto vlakbij het zogenaamde Echo Point, waar het uitzicht een beetje doet denken aan dat bij de Grand Canyon. We moeten er wat selfiestick-aziaten met I-love-Australia-petjes voor aan de kant schuiven, maar als we over de rand gluren is het werkelijk waanzinnig. Het enige nadeel is alleen wel: een gigantische spoiler alert. Nog voordat we aan onze wandeling beginnen hebben we namelijk het mooiste al gezien. Aan de andere kant hebben we een stukje verderop wél meer dan tien vierkante centimeter ruimte voor onzelf; dat is dan ook wel weer wat waard. Ook heel spectaculair is de afdaling over één van de steilste trappen die ik ooit heb gezien, waarna we een wandeling maken door het diepste punt van de kloof. We zien een dichte jungle met gigantische bomen, lianen, tropische bloemen, watervallen en heel veel vogels. Het komt vast geheel als een verrassing, maar de klim terug naar boven was nou net weer het minst prettige stukje van de wandeling. Onze kuitjes van staal zijn inmiddels veranderd in kuitjes van 80-karaats platinum, dat dan weer wel.

Een ‘doodnormaal’ nachtritje naar paradijselijk Port Stephens

In de vorige blog vertelde ik al even over het probleem met auto rijden en kangoeroes, lees: zelfmoordterroristen met een knuffelig vachtje eromheen. Ze eten het gras langs de weg en springen uit het niets tevoorschijn, waar ze erachter komen dat die mooie lichtjes in de verte wel erg hard aankomen van dichtbij. We proberen tegenwoordig steeds te rijden voordat het donker wordt, maar hoe noordelijker we komen, hoe vroeger dat is: momenteel zo rond half zes. De beste manier die we gevonden hebben is groot licht en dan af en toe even flink toeteren op de dichtbegroeide stukken.
Wat we totaal niet begrijpen is dat de meeste auto’s hier ’s nachts zo hard rijden, dat ze knettergek zijn of gewoon een hele grote hekel moeten hebben aan kangoeroes. Teleurgesteld dat hun lievelingsprogramma Skipper van de buis is gehaald? Nou moet ik erbij zeggen dat veel auto’s zo’n grote ‘grill’ op hun bumper hebben, waarmee je kangoeroes wel lekker kan wegvegen. Ik vraag me af of ze ook zo in de winkel verkocht worden, zo van: ‘kijk meneer deze auto is uitgerust met de Kangaroo Destroyer 2000, voor net wat extra stootkracht. U zult het verschil tussen een strontvlieg en een kangoeroe amper merken!’
Port Stephens is een klein stadje waar we eigenlijk nog niet eerder van gehoord hadden. We zien namelijk foto’s die veelbelovend zijn, met uitzichten over een wonderschone natuurlijke haven. Omdat we er toch langsrijden besluiten we een bezoekje te brengen. We maken een wandeling naar de Tomaree Heads Summit die begint op een fantastisch hagelwit strand. Vervolgens wordt elke wildste verwachting overtroffen, wanneer we om de vijf meter stoppen en ons met open mond verbazen over het bizarre uitzicht.
Vanaf de top van de berg zien we het bergachtige schiereiland liggen, met aan beiden kanten de mooiste bounty stranden, omgeven door wel tien verschillende kleuren water. Als ik drie willekeurige foto’s van vandaag zou uitprinten dan kan ik meteen de blauwe inkt vervangen, zo waanzinnig mooi is hier de zee.
Een ander natuurverschijnsel van Port Stephens vinden we een stuk verderop, namelijk de zandduinen van Worimi. Pal naast de zee ligt een Sahara-achtig landschap. Waar het strand eindigt, begint de zee. Als we er aankomen komt er zelfs nog een hele karavaan kamelen langs om het plaatje helemaal compleet te maken. En zo staat Port Stephens heel onverwachts met stip op mijn lijstje met Australië-favorieten.

Duizend vliegende vossen en een bezoek aan ’s werelds enige koala-ziekenhuis

In de volgende stad op onze route langs de oostkust vinden we een heleboel geschiedenis. Port Macquarie, door de locals ook wel gewoon Port genoemd, was namelijk de derde stad die door de Engelsen werd gesticht op dit continent. De reden was nogal dubieus, want er was ruimte nodig om gevangenen vanuit Sydney te verplaatsen en aan het werk te zetten. De stad is dus eigenlijk geheel opgebouwd door de gevangenen.
Tegenwoordig moet Port Macquarie het vooral hebben van het toerisme en de meest bijzondere attractie is het unieke koala-ziekenhuis, waar gewonde koala’s vanuit het hele land verzorgd worden om weer terug in het wild te kunnen worden gezet. We hebben er een geweldige ervaring met slechts één groot mankement: je mag er helaas aan het eind geen één mee naar huis nemen.. We lopen langs de verschillende verblijven, lezen de verhalen achter de afzonderljike dieren en bedenken ondertussen een slim plannetje om één van deze levende knuffelbeesten mee naar huis te smokkelen. Onlangs kwam ons kersversde neefje op de wereld en wat een ideaal cadeau zou het zijn toch? Rot toch op met die furby’s, deze heeft geen batterijen nodig!

Port Macquarie heeft een aantal natuurparken waar we een kijkje nemen, om te beginnen met de Cooloonburg Creek. Zonder enig vooronderzoek valt ook hier onze mond weer open van verbazing. We volgen een krijsend geluid om te zien wat er in godsnaam aan de hand is in dit bos en komen uit bij een groep van wel duizend vleermuizen, maar ook nog eens hele grote. Hier worden ze ‘flying foxes’ genoemd en in Nederland blijkbaar vliegende honden. We staan tussen de mangroven op een paar houten vlonders en zien boven ons hoofd een wirwar van vechtende mini-dracula’s tekeer gaan: bizar!
We sluiten deze stad vol bijzondere plekken af met een wandeling door het Sea Acres Rainforest Centre. Er zijn twee verhalen die de ronde zullen doen over waarom wij slechts een minuutje of vijftien door dit park hebben gelopen. Suus zal zeggen dat het begon te regenen en dat we daarom liever door wilden rijden naar de volgende stad. Ik zal vast vertellen wat mijn kant van het verhaal is. Na een paar honderd meter lopen, over een weg die, dat geef ik toe, al behoorlijk bezaaid was met grote spinnen en insecten, zien we iets door de bosjes glippen. Suus verstijft en roept zo hard ‘Wout, wat is dat!?’, dat ik helaas geen foto heb kunnen maken van het schattige beestje dat zijn kop even om het hoekje stak. Achteraf blijken we een ‘Blue Tongue Lizard’ te hebben gezien en die hebben nou eenmaal een hoofd dat lijkt op dat van een slang. Suus omschrijft het zelf als een slang-krokodil-mutatie die nog steeds door haar nachtmerries heen spookt ’s nachts. Maar goed, die paar druppels regen waren dus niet de reden van onze korte maar heftige wandeling. Het was de ongemakkelijke ontmoeting tussen Suus en Croco-Snake!

We doen een hippie-dansje bij de zonsondergang in Byron Bay

Een topattractie die al vanaf het begin op onze agenda staat, is de badplaats Byron Bay en daar zijn we nu aanbeland. Niet alleen zijn de stranden hier, net als op veel andere plekken, puntgaaf en zo uit een tropische reisbrochure geplukt; ook heerst er een unieke sfeer. Byron Bay is namelijk dé hippiestad van Australië. Hoe kan ik dat het beste omschrijven? Laten we zeggen dat ik in een tijdsbestek van zo’n tien minuten deze drie verschijnselen heb waargenomen: een surfer-dude die zo stoned als een garnaal op een skatebord voorbij schiet met een dienblad vol drankjes in zijn hand, vaker het woordje ‘bio’ op de gevels dan in een gemiddeld biologie-boek en een dansend meisje van een jaar of twintig met ongeveer vijf keer zoveel okselhaar als ik. Verder is het een heel leuk stadje. Typisch ook voor Byron Bay is ook de service die we krijgen bij het Visitor Centre. We vragen wat er allemaal te doen is en een hippie achter een bureau kijkt even op van zijn bakje thee, met de wijze woorden: ‘There isn’t much man, just go out and enjoy’. Oké!
We hoppen langs de verschillende stranden en maken een wandeling naar Cape Byron waar we zowaar een hele groep dolfijnen spotten en een groene zeeschildpad. De hoeveelheid dieren die je onderweg tegenkomt in Australië: dat is waarschijnlijk wel het meest bizarre van onze hele road trip.
Terwijl de zon onder gaat in Byron Bay ontstaat er een menigte van dansende mensen op het strand. Zei ik dansen? Laten we zeggen dat wat ik zag, waarschijnlijk is hoe marsmannetjes dansen.. wanneer ze op Venus lopen zonder zuurstof, zoiets. Oma’s die ik echt op een leeftijd van negentig schat, doen net zo leuk mee. Wat een spektakel. En niemand die ook maar één haar wegscheert. We struikelen bijna over al die okselharen, maar verder genieten we van een hele bijzondere avond. We kijken weer naar de sterren en vragen ons af wat Australië ons nog allemaal gaat brengen. Wat een trip!

Theme developed by TouchSize - Premium WordPress Themes and Websites